Gisteren is het nieuwe werkjaar op gang geschoten binnen onze universiteit en faculteit. Voor sommigen betekent het nieuwe jaar ook een nieuwe werkplek - getuige daarvan de vele blauwe en anderkleurige verhuisbakken die ons gebouw nog sieren - en voor de collegae van Sociaal Recht en ReflecT ook een nieuw gebouw. Voor zij die het nog niet weten: de mensen van het Departement Sociaal Recht en van het onderzoeksinstituut ReflecT zijn vanaf nu te vinden op de 4de verdieping van het Simon-gebouw naast Montesquieu. Wie de gulle lach van Antoine Jacobs en de brede glimlach van Ton Wilthagen mist, weet waarnaartoe. Ik wil hen en alle collegae van deze twee groepen langs deze weg toch nog eens danken voor de sportieve manier waarop ze hebben aanvaard dat zij de groepen waren die deze stap moesten zetten. En alle andere medewerkers danken voor de humor waarmee ze 'nog maar eens een verhuis' hebben doorstaan. Ten slotte een woord van dank voor alle medewerkers die deze operatie in goede banen hebben geleid, de onvermoeibare maar voor de vakantie toch zichtbaar vermoeide Gülsah op kop.
Zo'n eerste werkdag van het nieuwe jaar is traditioneel een dag waarop we elkaar onze allerbeste wensen overmaken voor een nieuw jaar, met handgeschud en wanggekus. Ook van mijn kant wil ik iedereen bij wie ik dat nog niet persoonlijk deed, en voor de anderen dus nog een extra-keer, een jaar vol gezondheid, persoonlijk geluk en professioneel succes en plezier wensen.
Toch hangt er dit jaar ook een zwart randje rond de terugkeer. Net voor de vakantie, op vrijdag 18 december, overleed onze collega Henk te Niet, totaal onverwacht. Henk was slechts 42. Zijn dood heeft velen in de faculteit diep beroerd. Ik heb Henk vooral gekend als lid van de Opleidingscommissie en van de Faculteitsraad en als een collega die er altijd bij was als er iets te doen was, of het nu een facultaire vergadering of een feest was. Henk was een man die nauw betrokken was bij de Faculteit, bij zijn Fiscaal Instituut, bij zijn collega's en studenten. Van hem blijven me zijn doorvoelde en bevlogen tussenkomsten bij waarin hij met zorg en engagement pleitte voor waar hij in geloofde. En waarover het dan ook mocht gaan, er sprak altijd één bekommernis uit: onze studenten helpen om betere juristen te worden. Wat me ook bij blijft is zijn medemenselijkheid. Meer dan eens mocht ik horen, zien of meemaken hoe hij met zijn grote hand een schouderklopje gaf aan iemand die iets goed had gedaan, of die het gewoon nodig had, en daarbij een vriendelijk woord toevoegde. En bijna altijd die lach om de mond en de twinkel in zijn ogen. We zullen er nog vaak aan denken. Henk heeft veel gegeven, misschien te veel.