Vorige donderdag tot zaterdag was ik (nog eens) naar het buitenland, meer bepaald naar Bonn. Ditmaal niet voor 'decanale zaken', maar voor een heus wetenschappelijk congres. Het congres, 'L'art de la paix dans l'époque de Westphalie' was een louter historisch congres over vredesonderhandelingen in de 17de eeuw. Het was georganiseerd door de onderzoeksgroepen die werken aan de publicatie van alle relevante bronnen van het beroemde vredescongres van Westfalen (1641-1649).
Deze reeks staat in de allerbeste traditie van de Duitse historische wetenschap. Knap en strak georganiseerd werken tientallen onderzoekers samen aan een megaproject dat bovendien op een bijzonder gedegen en diepgaande manier wordt uitgevoerd. Sinds de start, ruim vier decennia geleden, zijn zo'n 40 volumes verschenen; er volgen er nog zeker 60, of meer. Een werk voor de eeuwigheid dus, in meer dan één betekenis van het woord. Het is alleszins wel het soort onderzoekdat je de waan van de dag even doet overstijgen.
Voor mij was dit congres mijn eerste actieve congresdeelname sinds ik aantrad als decaan. Ik moet eerlijk toegeven dat de voorbereiding niet je dat was, maar omdat mijn opdracht was één en ander juridisch te kaderen voor niet-juristen, kon het daarmee wel. Opvallend hoe deze 'interdisciplinaire' insteek door velen als een Aha-Erlebnis werd ervaren.