Gisteren en vandaag zijn we met een vijftigtal studenten en collegae van de Faculteit naar Corsendonck gedronken. Deze voormalige tot congrescentrum omgevormde priorij even over de Belgische grens is niet alleen bekend om zijn uitstekend bier. Het is een oord waar nogal wat academische exploten worden georganiseerd. Zo is het een begrip voor de Maastrichtse-Leuvense-Utrechtse-etc. collegae van de Onderzoeksschool 'Ius commune'. Maar ook voor onze Faculteit en de Universiteit van Tilburg is Corsendonck geen onbekende. Drie jaar geleden, in juni 2005, vonden de vorige strategiedagen van de Faculteit, toen in de beginperiode van het decanaat van Philip Eijlander er plaats. Corsendonck is geen slechte plek. Het is niet te ver van Tilburg maar toch ver genoeg om heen en weer te rijden af te schrikken, het eten is goed en de Corsendonck vloeit er even rijkelijk als de inspiratie.
Met zijn allen hebben we ons de voorbije twee dagen gebogen over enkele strategische vragen rond onderzoek en onderwijs. Voor zij die dit soort exercities al enkele malen meemaakten binnen onze faculteit, valt daarbij soms op dat dezelfde gesprekken zich herhalen. Dat is ten dele zo, maar evenzeer valt op dat het begin- en eindpunt toch telkens weer een stuk verderliggen. Twee belangrijke zaken om dat te illustreren. Drie jaar geleden was het nog geen uitgemaakte zaak dat internationalisering en multidisciplinariteit met volle kracht moeten worden doorgezet, én dat dit moet én kan zonder de nationale en juridische basis op te geven. Nu was dit voor zowat eenieder een evidentie. Drie jaar geleden werd de optie genomen vooral te investeren in de beste student, mede met de bedoeling dat dit een aanjaageffect zou hebben op de hele faculteit en alle studenten. Nu kwam sterk naar voren dat we voor alle studenten en richtingen een kwaliteitsslag naar een hoger academisch gehalte moeten maken. Het toont aan dat er de voorbije drie jaar goed gewerkt is. En dat zoals bier goede ideeën moeten rijpen.